-
1 soon
adv. spoedig, snel; zo gauw mogelijk; onmiddelijk; vroegsoon1[ soe:n] 〈bijvoeglijk naamwoord; sooner〉1 snel ⇒ vlug, vroeg♦voorbeelden:————————soon2〈 bijwoord〉1 spoedig ⇒ gauw, snel (daarna)♦voorbeelden:he soon saw me • hij zag me gauwspeak too soon • te voorbarig zijnthe sooner the better • hoe eerder hoe betersoon(er) or late(r) • vroeg of laat, uiteindelijkas soon as • zodra (als), meteen toen/alsno sooner … than • nauwelijks … ofno sooner had he arrived than she left • nauwelijks was hij aangekomen of zij ging al wegas soon as not • liever (wel dan niet)I'd (just) as soon stay home • ik blijf net zo lief thuishe would sooner die than apologize • hij gaat liever dood dan dat hij zijn verontschuldigingen aanbiedt -
2 speak too soon
-
3 premature
adj. voortijdig; voor de tijd; te vroeg; gehaast[ premmətsjə, -tsjoeə]1 te vroeg ⇒ voortijdig, prematuur♦voorbeelden:his premature death • zijn vroegtijdige dood -
4 previous
adj. vorige, voorafgaand; voorbarig; haastig; gehaast; (iemand) voor zijn[ prie:viəs]1 voorafgaand ⇒ vorig, vroeger♦voorbeelden:
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский